Circulair ondernemen? Waar moet je als ondernemer rekening mee houden?
Vintage hergebruik van kleding, gerestaureerde retro meubels, onderdelen van apparaten vervangen of spullen hergebruiken is de afgelopen jaren fors toegenomen. Zowel vanuit internationaal, Europees, nationaal of regionaal niveau wordt bepaald dat duurzaamheid en ecologisch handelen hoog op de groene agenda komt te staan. Dus de vraag rijst: waarom zou je iets weggooien als het een tweede leven kan krijgen? De vraag is nu in welke mate dit invloed kan hebben op de intellectuele rechten van ondernemers en zij die innoveren.
Wat is circulair ondernemen
Circulaire economie heeft tot doel afval zoveel mogelijk te beperken door het hergebruik van afgedankte producten. Dit druist in tegen de traditionele lineaire economische modellen. Hierbij wordt uitgegaan van het herproduceren, liefst zo goedkoop mogelijk en zonder rekening te houden met de levenscyclus van een product. Hierdoor komen gebruikte en afgedankte producten snel op de afvalberg terecht, waarbij ze gemakshalve door nieuwe producten vervangen worden. De afvalberg groeit waardoor het risico dat schadelijke producten zowel in de lucht, water of bodem kunnen terechtkomen, verhoogt. Dit kan leiden tot milieuschade, waardoor de behoefte ontstaat om producten te hergebruiken, te herstellen, te recycleren of zelfs te delen. Het circulaire economiemodel heeft precies tot doel om zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande hulpbronnen en middelen. Het is dus een uitdaging voor innoverende ondernemers om aan deze behoefte te kunnen voldoen.
Wat zijn de mogelijke risico’s voor je bedrijf als je circulair wilt ondernemen?
Een product doorverkopen waarop een merk of logo aangebracht is van een andere merkhouder kan enkel met toelating van de rechtmatige merkhouder. Dit is enkel anders wanneer het merkrecht is uitgeput. Uitputting van het merkrecht betekent dat het merkrecht van de merkhouder als het ware kan ‘uitdoven’. Dit is het geval nadat producten door de houder van het merkrecht of met diens toestemming in de Europese Economische Ruimte (EER) in de handel zijn gebracht. Met andere woorden: de merkhouder is niet langer de enige die dit merkproduct mag verkopen. En dus mogen gebruikte merkproducten worden doorverkocht. De merkhouder kan zich hier dan niet meer tegen verzetten.
Stel dat je refurbished schermen voor smartphones wil gebruiken om afgedankte toestellen terug op de markt te brengen. Houd er dan rekening mee dat dat het gebruik van een merk of een logo van de initiële eigenaar tot verschillende belangen kan leiden van de verkoper, de koper en de producent. Als de merkhouder van mening is dat de toestand van het oorspronkelijke product verslechterd is nadat het in omloop gebracht werd, dan kan hij zich hiertegen verzetten. In dat geval blijft het merkrecht dus overeind en is er geen sprake van uitdoving. Samenvattend komt het erop neer dat de merkhouder zich zal kunnen verzetten wanneer de reputatie van zijn merk wordt aangetast. Nog een ander voorbeeld van de aantasting van de reputatie is bijvoorbeeld wanneer niet duidelijk is dat het om gebruikte producten gaat.
Een tweede mogelijke conflictsituatie is bij het herstellen van een product (= een reparatie) of het vervangen van onderdelen van inrichtingen. In bepaalde gevallen kan een herstelling leiden tot het gebruik van noodzakelijke onderdelen die tot een beschermde inrichting behoren. Dit kan het geval zijn bij een modelbescherming of een octrooi. Voor vervangingsonderdelen heeft de EU in het kader van de duurzaamheidsagenda beslist dat vervangingsonderdelen voor complexe producten uitgesloten zijn van modelbescherming als zij gebruikt worden om een product zijn oorspronkelijke vorm terug te geven. Dit geldt wel enkel voor reparaties en als het vervangende onderdeel exact op het originele deel lijkt (bijvoorbeeld bij vervanging van een beschadigde deur of een kapotte achterlamp van een auto).
Kortom, houd rekening met de intellectuele eigendomsrechten van anderen en probeer na te gaan of deze rechten uitgeput zijn. Zorg er bovendien voor dat de reputatie van de rechtmatige houder niet geschaad wordt.